Inleiding.
Met het verhaal van Kees Schelfhout en Wladek wordt getracht een beeld te schetsen van de gruwelen die honderdduizenden mensen, mannen, vrouwen en kinderen binnen en buiten de concentratiekampen en getto’s ervaren hebben tijdens de Tweede Oorlog. Voor hen die het niet meegemaakt hebben is het volledig invoelen bijna onmogelijk. Oorlogen, vervolgingen, martelingen, massamoorden, terreur en racisme zijn nog steeds aan de orde van de dag.
Nederland, mei 1940.
In de nacht van donderdag op vrijdag10 mei 1940 wordt Nederland gewekt door een aanhoudend grommend angstaanjagend gebulder vanuit de lucht. Gekleed in nachtkleding turen mensen de donkere hemel af en zien dat reusachtige eskaders van de Luftwaffe op een hoogte van 2000 meter vanuit het oosten naar het westen over Nederland vliegen. Het overvliegen van de luchtformaties begint om 01.36 uur en houdt aan tot 02.45 uur. (Amsterdamse tijd). De strijdmacht vliegt over de noordelijke provincies, het IJsselmeer en passeert Noord- en Zuid- Holland om daarna te verdwijnen in westelijke richting boven de Noordzee. Neutraal Nederland waant zich veilig.” De toestellen vliegen naar Engeland” wordt gedacht. Boven de Noordzee keren de vliegtuigen om en vallen Nederland vanuit westelijke richting in de rug aan. De vliegvelden Ypenburg en Valkenburg worden gebombardeerd. De Duitse invasie dropt parachutisten nabij het vliegveld Ockenburg, in het duingebied bij Kijkduin, op het strand langs de Noordzeekust en diverse andere doelen. Een formatie bommenwerpers slaat boven de Noordzee ”linksaf”, vliegt naar Zeeland en werpt magnetische zeemijnen in de Wester- en Oosterschelde. De vliegvelden Souburg en Haamstede worden beschoten. Bijna alle vliegtuigen worden uitgeschakeld. In het oosten wordt de grens door sterke Duitse legereenheden overschreden. Die doorbreken de IJssel- en de Maaslinie. Op 13 mei valt de Grebbelinie bij Rhenen. Rotterdam wordt 14 mei gebombardeerd. Ook wordt de Bathstelling doorbroken. De volgende dag, 15 mei, capituleert Nederland en wordt door Duitsland ingenomen. Om strategische redenen wordt er in Zeeland nog tot 18 mei weerstand geboden met noodlottige gevolgen voor de binnenstad van Middelburg, die op 17 mei 1940 door een bombardement zonder dwingende noodzaak verwoest wordt.
Kees Schelfhout is de tweede zoon van meester Schelfhout, hoofdonderwijzer te Groenendijk/ Kloosterzande. Hij wordt op 25 februari 1918 geboren te Sint Jansteen. Nadat hij zijn gymnasiumopleiding heeft voltooid op het internaat te Rolduc, wordt hij op 13 september 1937 als gewoon dienstplichtige ingelijfd bij het 14e regiment infanterie. Kees volgt een opleiding tot reserveofficier. Op 1 januari 1939 wordt hij bevorderd tot vaandrig. Per 14 juli 1940 wordt Kees met groot verlof gezonden en niet meer onder de wapenen geroepen.
Tijdens de Duitse inval studeert Kees aan de katholieke Radbout universiteit te Nijmegen waardoor zijn studie wordt afgebroken. Op 28 juli 1945 vertrekt hij met drie vrienden waaronder Theo Colsen uit Terhole, vanuit Wissenkerke Noord-Beveland, met een motorbootje naar Engeland met de bedoeling zich aan te sluiten bij de geallieerden. Via de Roompot wordt koers gezet naar de zuidkust van Engeland. Bij het eiland Wight krijgt de boot motorpech. Door de stroming en de windrichting op het Kanaal, drijven ze naar de Franse kust waar ze op 30 juli door de Duitsers in de omgeving van Duinkerken gearresteerd worden. De vier Engelandvaarders worden via Lille overgebracht naar het Oranjehotel in Scheveningen. Door het Marine Kriegsgericht worden ze veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf te ondergaan in het tuchthuis te Münster. Op 17 augustus 1942, twee jaar later, wordt Kees er vrijgelaten. Bij de poort van de gevangenis wordt hij door de Sicherheitsdienst opgewacht en naar het concentratiekamp Sachsenhausen gedeporteerd. Onder KZ Häflingnummer 53324 wordt Kees er in het kamp geregistreerd. Als Duitsland begin mei 1945 capituleert keert hij na vijf jaar gedwongen weggevoerd te zijn geweest, terug bij zijn ouders op het adres Groenendijk 32 te Kloosterzande. Kees is gekleed in het blauw-wit zebragestreept gevangenenpak als hij thuis aan de deur aanklopt. Zijn ervaringen in het kamp zijn van grote invloed in zijn verdere leven.
Ik ben Wladek Kulczyk, geboren op 26 juni 1928 in het district Praga van de stad Warschau. Met mijn zusje Krystyna groei ik op bij mijn ouders. In Warschau heb ik als kind gruwelijke dingen zien gebeuren en ook meegemaakt. Op 1 september 1939 wordt Polen onder de voet gelopen door Duitsland en Rusland. Warschau wordt murw gebeukt door bombardementen waarbij veel mensen om het leven komen. Mijn vader sneuvelt waardoor mijn moeder Marja alleen achterblijft met twee jonge kinderen
Door de Duitsers worden honderdduizenden mensen bijeengedreven in een getto. Ze worden gedeporteerd en vergast in het vernietigingskamp van Treblinka. In augustus 1944 breekt er in Warschau een nieuwe opstand uit waarna ik begin oktober gearresteerd en afgevoerd word naar het concentratiekamp Sachsenhausen ten noorden van Berlijn. Hier leer ik Kees Schelfhout kennen die al twee jaar in het kamp zit, een onwaarschijnlijk lange tijd. De omstandigheden in het kamp zijn barbaars. Er is een nekschotmachine ontwikkeld die opgesteld staat in Station Z. Later wordt deze locatie uitgebreid met een gaskamer. Om te overleven vecht iedere gevangene voor zichzelf. Kees is de enige in het kamp die medemenselijkheid toont. Hij neemt mij in bescherming en zorgt zo goed mogelijk voor mij. Hij verstaat de Slavische taal en leert mij een beetje Nederlands. Tijdens mijn gevangenschap heb ik zowel binnen als buiten het kamp veel oorlogsleed ervaren. Als we worden bevrijd neemt Kees mij mee naar Kloosterzande. Vanaf medio mei 1945 tot 1 mei 1948 woon ik bij zijn ouders op Groenendijk/ Kloosterzande, het gezin van meester Schelfhout, hoofdonderwijzer van de lagere school. Ik vind er weer een vaderland en een nieuw thuis. Ik bezoek drie jaar de lagere school en leer er behoorlijk Nederlands spreken. Door tussenkomst van de uit Hontenisse afkomstige kapelaan Stallaert van de Sint- Jozefparochie te Woensdrecht, kom ik in mei 1948 terecht bij nieuwe pleegouders, de familie Jan Schoonen en zijn vrouw Kate Pijnen te Woensdrecht. Via 1e rector Florimont van Putte, eveneens afkomstig uit Hontenisse, kan ik onderwijs volgen op de “Onze-Lieve-Vrouw ter Duinen” ambachtsschool te Ossendrecht. Het is een internaat en dagschool zonder kostleerlingen. Ik mag Leon Verbiest die er op de administratie werkt, behulpzaam zijn. Van meester J.B. Suijkerbuijk (Tiest), onderwijzer aan de lagere school te Hoogerheide leer ik in de avonduren goed Nederlands schrijven en boekhouden. Ik behaal er ook het middenstandsdiploma. Na een korte periode in Bergen op Zoom gewerkt te hebben, kan ik daarna als schrijver terecht op de vliegbasis Woensdrecht in dienst van het toenmalige ministerie van Oorlog. In 1961 ben ik genaturaliseerd tot Nederlander. Kees Schelfhout, zijn familie en de familie Schoonen ben ik mijn gehele leven ontzettend dankbaar geweest om in een vrij en democratisch land te hebben mogen leven, wonen en werken.
Berlijn 1942.
Op 20 januari 1942 vindt er in een villa gelegen aan de Wannsee te Berlijn, op uitnodiging van Reinhard Heydrich,Chef van de Sicherheitsdienst een conferentie plaats van 15 hoge SS- officieren. Reinhard Heydrich, de ‘Slager van Praag” is ook de commandant van het concentratiekamp Sachsenhausen. Adolf Eichmann is de secretaris van de conferentie en is verantwoordelijk voor de tijdschema’s en logistieke transporten van miljoenen Joden naar de concentratie- en vernietigingskampen. De conferentie begint om 12.00 uur en is binnen twee uur afgelopen waarna er een ”Auflösung” is gevonden voor ”die Judenfrage”. (Wannseekonferenz).
Warschau 1942. Tijdens haar bestaan drijven de Duitsers naar schatting tussen de 450.000 en 560.000 Joden bijeen in een oude stadswijk in Warschau. Het is tijdens de Holocaust in de Tweede Wereldoorlog het grootste getto. Het getto is afgegrendeld met een drieënhalve meter hoge muur. Op de bovenkant zijn glasscherven en prikkeldraad aangebracht. Veel inwoners overlijden er onder erbarmelijke omstandigheden door ziekten, uithongering en willekeurige executies. De bewoners van het getto wordt voorgehouden dat ze worden overgeplaatst naar werkkampen met gunstige arbeidsomstandigheden. Binnen het getto gaat echter het gerucht dat ze worden afgevoerd naar de gaskamers van Treblinka. Het gerucht van de deportatie wordt bevestigd door de ondergrondse. De bedoeling van de Duitsers is het totaal uitroeien van alle inwoners van het getto. In het voorjaar van 1943 maken de Duitsers aanstalten om de nog resterende 60.000 overlevenden van het getto naar het vernietigingskamp te deporteren. De bewoners kiezen er voor om vechtend de dood in te gaan en hun deportatie naar Treblinka niet lijdzaam af te wachten. Voor velen is het ook belangrijk dat er na hun dood geen graflocatie zou zijn in het vernietigingskamp. Met steun van het vrijwilligersleger breekt er op 19 april 1943 een gewapende opstand uit. Duitse troepen brengen zwaar gevechtsmaterieel het getto binnen. Er ontbrandt een grimmige ongelijke strijd. De opstandelingen bestoken de troepen wanhopig vanuit hinderlaagposities met geweervuur, granaten en molotovcocktails. De nazi’s schieten terug met artillerievuur. Om gevangenneming te voorkomen pleegt de leider van de opstand met een aantal medestrijders op 8 mei zelfmoord in bunker Mila 18. Uiteindelijk wordt het verzet op16 mei1943 bloedig neergeslagen. Duizenden opstandelingen worden opgepakt en onmiddellijk meedogenloos vermoord. Vervolgens wordt elk huis platgebrand en de gehele stadswijk met de grond gelijk gemaakt. Op de “Umschlagplatz” in Warschau, een smerige oude laad- en losplaats voor het goederentransport richting Gdańsk- Byalistok, worden de overgebleven gevangenen bijeengedreven. Na selectie worden ze hardhandig in gereedstaande spoorwagons gedreven en als vee “abtransportiert” naar de efficiënt werkende moordfabriek Treblinka, een uithoek in het noordoosten van Polen. Geheel ontkleed worden ze via de “Himmelstrasse” ter Vernichtung de gaskamers ingejaagd.
Tweede opstand van Warschau 1944, arrestatie Wladek.
Midden 1944 rukken Sovjettroepen richting Warschau. Het thuisleger, de Armia Krajova waaronder enkele oud kampgevangenen, bereidt een gewapende opstand voor om te voorkomen dat de communisten Polen overnemen. Op 1 augustus 1944 begint de Opstand van Warschau onder leiding van generaal Komorowksi. Ik volg onderwijs aan de middelbare school. Op 2 oktober 1944, na twee maanden van felle gevechten, capituleert het leger onder voorwaarde dat alle strijders als krijgsgevangenen worden behandeld. Onder de opstandelingen en de burgerbevolking zijn er enorme verliezen geleden. Ondanks een verlamde arm tengevolge van polio, word ik “aussortiert” (gerekruteerd), en van mijn moeder en zus gescheiden. Met honderden medegevangenen word ik schouder aan schouder, zittend op de vloer van een verzegelde goederenwagon weggevoerd. Er is nauwelijks ruimte om te kunnen bewegen. Door de met prikkeldraad getraliede vensters van de wagon valt schaars licht naar binnen. Volslagen gedesoriënteerd komt het krankzinnig transport na een urenlange rit, schokkend en schuddend in de nacht tot stilstand op het station Sachsenhausen- Oranienburg. Als de schuifdeur van de wagon piepend en met veel geweld opengaat wordt heftig hondengeblaf gehoord. De laadruimte wordt door donkere silhouetten met felle zaklantaarns beschenen die nog meer spanning en angstgevoelens opwekken. “Raus, raus, schnell”, wordt er dreigend geschreeuwd. Onder schot gehouden door SS- bewakers en op de hielen gezeten door de aangelijnde honden, zet een onafzienbare mensenzee zich in beweging naar het stadje Oranienburg. Een kilometerslange voettocht leidt uiteindelijk langs een hoge lange muur die de wijk Sachsenhausen van Oranienburg scheidt. Voor velen is de mars een kwelling. Na het passeren van een ijzeren hek van een witte toegangstoren word ik ingesloten in een jeugdbarak van het concentratiekamp Sachsenhausen. Alle bezittingen moeten afgegeven worden. De SS kan mij gebruiken als arbeider voor de oorlogsindustrie. Ik word tewerk gesteld in een enorme vliegtuigfabriek met zo’n zesduizend arbeiders. (Henkel-Werke Oranienburg GmbH). Er moet van maandag tot en met vrijdag gewerkt worden vanaf 07.30 uur tot 18.30 uur en op zaterdag tot 16.30 uur, vierenzestig uur per week. Oudere gevangenen proberen ons weg te krijgen uit de fabriek. Dat plan ondervindt aanvankelijk veel weerstand bij de kampleiding.
Door voor te wenden dat de kinderen als geschoold Heinkel Arbeiter voor een hogere en betere productie kunnen zorgen, wordt het voorstel uiteindelijk aanvaard. Reinhard Heydrich, de kampcommandant, vaardigt een Lagerbefehl uit om aan de jeugdbarak een nieuwe vleugel te bouwen die als leslokaal zal gaan dienen. Eind april 1944 wordt Kees Schelfhout aangesteld als het blokhoofd voor de jongeren in deze bijzondere Lehrschule. Hij is trots op de school “met zeven ramen en een zwart schoolbord”. Doordat Kees mij beschermt en zo goed mogelijk verzorgt is hij voor mij als een baćka. (“vader”). We zitten met zo’n tweehonderd jongens van verschillende nationaliteiten in het jeugdblok zoals Russen, Polen, Tsjechen, Kroaten, Hongaren, Slowaken, enkele Fransen, Belgen en twee Nederlanders. Toch begrijpen wij elkaar. Onder zeer moeilijke omstandigheden probeert Kees er voor ons wat van te maken. Er wordt gevoetbald en gerekend met kilo’s brood en koolraap. Als de les afgelopen is zeggen we tegen elkaar: ”garasjo kosjali”. Dat betekent: “lekker gegeten”. Op onze ingevallen gezichten verschijnt dan cynisch een glimlach. In het voorjaar van 1945 beginnen de geallieerden de vliegtuigfabriek vanuit de lucht gericht te bestoken met bomaanvallen. Bij een inslag raak ik gewond aan mijn linkeroog dat blijvend wordt beschadigd. Regelmatig moet er naar een schuilplaats gezocht worden. We blijven als groep bij elkaar en kijken verlangend uit naar de bevrijding. Het schoollokaal wordt nog slechts een ruimte waar geschaakt, gedamd en geslapen wordt. Er valt ook steeds minder te eten. Medio april 1945 staat het Russische Rode Leger zo’n twintig kilometer oostelijk van Sachsenhausen om ons te bevrijden. De SS tracht de sporen van het concentratiekamp te wissen om het bewijs van hun misdaden te verdoezelen. De administratie wordt verbrand en er worden dodenmarsen georganiseerd.
Ad Franken
Wordt vervolgd.