06. Dwangarbeiders

06. Dwangarbeiders 2018-11-29T10:58:17+01:00

Inleiding

In januari 1942 wordt in Nederland de Arbeidsdienst ingesteld. Jonge werkloze mannen uit bezet gebied worden als dwangarbeider geworven voor bouwactiviteiten in  Nederland en om in Duitsland te werken voor de oorlogsindustrie. Fabrieken zoals Siemens, IG Farben, BMW, AEG, Heinkel-Werke en Daimler-Benz, maken op grote schaal gebruik van dwangarbeiders. Naarmate de oorlog voortduurt raken de fabrieken in Duitsland onderbezet. Om te voorkomen dat de oorlogsproductie in gevaar komt, worden hiervoor jonge mannen gedwongen om in Duitsland te gaan werken. Hun nog jonge levens wordt tegen het einde van de oorlog in Duitsland afgebroken. Oost- Zeeuws- Vlaanderen is dan al vijf, zes of zeven maanden bevrijd . Ouders verkeren in grote onzekerheid over het lot van hun zoon en ondernemen wanhopige pogingen om informatie te verkrijgen. Ze kunnen niet anders dan een bericht afwachten. In veel gevallen duurt het meerdere jaren voordat het Rode Kruis kan bevestigen dat hun zoon is overleden.

 

Cornelis Julius Maas en Leonardus Morcus                                                                                    

Cornelis Maas wordt geboren op 9 februari 1908 op Walsoorden. Leo Morcus wordt op 22 november 1913 ook op Walsoorden geboren. Ze woonden allebei in de Waterstraat.

Als vrienden worden Leo en Cornelis ingezet als dwangarbeider. Van Leo is bekend dat hij in Gronau heeft gezeten. Hij zal er in de textielindustrie hebben gewerkt. Cornelis wordt Sjuul genoemd, naar zijn tweede voornaam. Beiden zouden lief en leed delen in een vijandig land waar zij elkaar tot steun zijn. Ze zijn samen uitgezonden en  zouden samen naar huis terugkeren is de afspraak. Op enig moment komen zij  in de buurt van Hannover terecht, een stad die een belangrijke rol speelt voor de oorlogsindustrie. In de omgeving worden vliegtuigen, wapens, springstoffen, rupsvoertuigen, auto’s en vliegtuigbanden gemaakt. Hannover is tijdens de oorlog 88 keer het doel van geallieerde luchtaanvallen. Aan de zuidrand aan van de Lünenburgerheide, ten noorden van Hannover, ligt het concentratiekamp Bergen- Belzen Tegen het einde van de oorlog  komen Leo en Sjuul hier in een van de nevenkampen terecht in het zogenaamd Häftlingslager. (gevangenenkamp.) Dit kamp is gereserveerd voor de toestroom van gevangenen uit andere kampen. De mensen die hier zitten kunnen niet meer werken en zijn vaak doodziek. Ze worden aan hun lot overgelaten in lege barakken zonder strozakken of dekens. Warm eten ontbreekt en er is ook geen medische verzorging. Het sterftecijfer is er bijzonder hoog. Onder de slachtoffers bevinden zich de 15 jarige Anne Frank en haar 19 jarige zus Margot. Zij sterven in maart 1945 aan vlektyfus, vlak voordat het kamp op 15 april 1945 door de Britten wordt bevrijd. De bevrijders treffen er ongeveer 60.000 overlevenden aan. In de massagraven op het kamp worden duizenden onbegraven lichamen aangetroffen. In de loop van de volgende dagen bezwijken 13.000 gevangenen aan de gevolgen van ondervoeding, uitdroging en uitputting.

Op de dag van de bevrijding worden de overlevenden overgebracht naar een twee kilometer verderop gelegen kazerne. Vervolgens wordt het kamp met de grond gelijk gemaakt en afgebrand vanwege het hoge risico van besmetting met tyfus en luizen.

De laatste barak wordt op 24 mei 1945 in het bijzijn van enkele ex- gevangenen met een kleine plechtigheid verbrand.

Een overlijdensdatum van Sjuul en Leo zijn niet precies bekend. Aangenomen wordt dat ze tussen  5 april en 31 mei 1945 zijn gestorven.

In 1951, zes jaar later, worden hun ouders in de Waterstraat in kennis gesteld van het overlijden van hun zoon.

 

Eduardus Leonardus van Waterschoot

Eduard wordt geboren op 4 april 1921 te Hontenisse. Hij overlijdt op 11 december 1944 te Biemenhorst, Landkreis Borken.

Eduard is de jongste zoon van Ludovicus van Waterschoot en Louisa de Maaijer. Hij groeit op bij zijn ouders aan de Tasdijk nummer 11 te Kloosterzande.

Een oom en tante van Eduard, oom Theo Krieckaert- van Waterschoot, wonen in Rotterdam. Ze oefenen er een waterstokerij uit in de Taandersstraat. In 1944 werkt Eduard in het bedrijfje van zijn oom en tante. In juni 1944 schrijft Eduard een brief aan zijn zus Gusta van Waterschoot die getrouwd is met Eduard Verdurmen. Zij wonen op het adres Tasdijk nummer 12 te Kloosterzande. Hij schrijft dat het goed gaat met hem en dat hij een doos eieren ontving met de brief van zijn ouders. In de brief doet hij de groeten aan zijn moeder en spreekt de hoop uit dat de oorlog gauw  afgelopen is om daarna zijn ouders weer spoedig te kunnen ontmoeten. Hoogstwaarschijnlijk is dat het laatste levensteken van Eduard. In Rotterdam heeft Edward vernomen dat Hontenisse op 20 september bevrijd werd. Misschien heeft hij overwogen om terug te keren naar het bevrijde Kloosterzande. Omdat Rotterdam nog bezet is door de Duitsers, is dat voor hem onmogelijk.

Op de avond van 9 november 1944 worden 8.000 Duitse soldaten ingezet bij de “Aktion Rosenstock”. In alle stilte leggen ze een kordon om Rotterdam en Schiedam. Alle bruggen en belangrijke strategische punten worden bezet. Verkeer komt tot stilstand. Trams rijden niet meer. Op de twee opeenvolgende dagen, 10 en 11 november, vindt er een grote razzia plaats waarbij meer dan 50.000 Rotterdamse jongemannen tussen de zeventien en veertig jaar opgepakt worden. De razzia wordt uitgevoerd omdat de Duitsers willen voorkomen dat weerbare jongemannen de oprukkende geallieerden  kunnen helpen wanneer het tot een treffen zou komen. In het Feyenoord stadion, de Kuip, worden de mannen verzameld. Vervolgens worden de mannen per boot, fiets en zelfs lopend, naar het oosten van Nederland afgevoerd en daarna naar west- Duitsland. De bedoeling is de mannen in te zetten voor “de arbeidsinzet”. Echter, aan het einde van de oorlog is het erg moeilijk om werk voor hen te vinden. Enkele treinen rijden dagenlang heen en weer tussen Duitse fabrieken, zonder dat tewerkstelling plaatsvindt. Uiteindelijk worden de dwangarbeiders ondergebracht in barakkenkampen waar de levensomstandigheden zeer slecht zijn. Er is voedselschaarste, de barakken zitten vol ongedierte en er is ook gebrek aan schoeisel en kleding. Ook zijn er onvoldoende sanitaire voorzieningen. De dwangarbeiders maken lange werkdagen en moeten zwaar sjouw- en graafwerk verrichten. In de bunkers en schuilkelders worden angstige uren doorgebracht tijdens de vele luchtbombardementen. Bij de tewerkstelling zijn tengevolge van ziekten, ondervoeding, vluchtpogingen en de bombardementen enkele duizenden Rotterdamse dwangarbeiders om het leven gekomen. De razzia van Rotterdam op 10 en 11 november 1944, was de grootste razzia die in Nederland plaats vond Edward van Waterschoot overleed op 11 december 1944. Hij werd begraven op het ereveld Düsseldorf- Oberblick waar hij ook wordt herdacht.

 

Joseph Theophiel Baert                                                                                        

Hij wordt geboren op 14 oktober 1918. Hij woont op Groenendijk en is een broer van Herman die tegenover de kerk een broodbakkerij uitoefent. Joseph is gelegerd in een barakkenkamp te Zühlsdorf,waar 5000 dwangarbeiders ondergebracht zijn. De kortste weg om de fabriek te bereiken is een half uur lopen over de hei. Over de weg is de voettocht 15 minuten langer. Joseph werkt voor Flugzeugenmotoren  Werke Brandenburg A.G. een dochteronderneming van BMW gelegen in de wijk Spandau, west- Berlijn. Op 18 maart 1945 wordt Berlijn gebombardeerd waarbij 450.000 ton aan bommen over de stad wordt uitgeworpen. Hierbij komen 20.000 mensen om het leven. Joseph wordt tijdens het bombardement getroffen door een granaat. Twee kameraden, Brouwer en Blommaert uit Hulst, blijven ongedeerd. Joseph overlijdt 13 dagen later, op 31 maart. Van hem is geen graflocatie bekend.

 

Arthur Duerinck

Arthur wordt geboren op 5 oktober 123 te Stoppeldijk. Hij overlijdt te Kiel (D.) waar o.a. de marinescheepswerf voor de Kriegsmarine gevestigd is. Strategisch is de marinehaven met zijn werven en reparatiedokken van groot belang voor de geallieerden. Ondanks de vele bombardementen moet de bouw van oorlogsschepen  voortgezet worden. In onderaardse bunkers met muren dan drie meter dik worden er de onderzeeboten ”Kilian” en de “Konrad” gebouwd. Veelvuldig staan de arbeiders bloot aan luchtalarm. Tijdens de bombardementen is het verboden een schuilplaats te zoeken waardoor er talrijke doden vallen. Arthur krijgt ongetwijfeld een groot deel van dit oorlogsgeweld mee. Op 25 april 1944 overlijdt hij hoogstwaarschijnlijk tengevolge van een bombardement. Na te zijn herbegraven rusten zijn stoffelijke resten op het ereveld te Loenen, Apeldoorn.

 

Petrus de Roos

Piet wordt geboren op 31 maart 1923 te Ossenisse. ( Kampen.) Hij wordt ingezet in de Geesthacher springstoffenfabrieken in Düneberg. Op de gemeentegrens is een groot barakkenkamp voor 20.000 dwangarbeiders ingericht. Piet verblijft in het Lager: “Heidberg”.  Op 7 april 1945 is de fabriek waar Piet werkt, het doelwit van de US-Air Force. ( Amerikaanse luchtmacht.) Piet komt bij dit bombardement om het leven, samen met vijf collega’s uit Zeeuws- Vlaanderen. (Overslag en Zuiddorpe.)

Een broer van Arthur Duerick Albert, trouwt op 13 oktober 1945 met een zus van Piet de Roos, Lucia. Beiden hebben een broer verloren in Duitsland als dwangarbeider. Tot 1950 wonen ze op het Kraaike (Havendijk) te Terhole. Daarna wordt verhuisd naar de Margretsedijk te Hengstdijk.

 

Aloysius Platjouw

Aloysius wordt geboren op 21 maart 1923 te Hontenisse en woont bij zijn ouders op het adres Dreef 17 te Lamswaarde. Hij werkt als schilder bij Arthur Rademakers, Hulsterweg 1 te Kloosterzande. Aloysius komt terecht in Landsberg an der Warthe, waar aan de snelweg een fabriek staat van IG Farben waar fotorolletjes worden gemaakt. De arbeidsomstandigheden zijn goed. Aloysius zou op 1 maart 1945 overleden zijn aan keelontsteking. Na te zijn herbegraven rusten zijn stoffelijke resten thans in het Copernicuspark te Landsberg aan de Warthe, aanvankelijk grondgebied van de DDR, thans Polen. (Górzow Wielkopolski)

Van de 500.000 Nederlanders die  als dwangarbeider hebben gewerkt in Duitsland zijn er 30.000 om het leven gekomen.

Aan erkenning heeft het dwangarbeiders lang ontbroken wegens het slechte imago dat ze genoten. In Overloon werd een monument voor hen opgericht. Het bestaat uit een beeldengroep van vijf figuren. Elk figuur symboliseert 100.000 dwangarbeiders.

Wordt vervolgd.

Samenvattingen uit het boek: “Herinner U de Namen” (Ad Franken)