11. Richard de Maagt

11. Richard de Maagt 2018-11-29T12:07:44+01:00

Inleiding

Nadat Nederlands- Indië door Japan is bezet, besluit de Nederlandse regering die in Londen zetelt  begin 1943, tot de oprichting van een mariniersbrigade. De nieuw op te richten eenheid zou een bijdrage moeten leveren aan:

“de geallieerde oorlogsinspanning tegen Japan en meer in het bijzonder aan de bevrijding van Nederlands- Indië”.

De strijd tegen Japan vormt voor het kabinet een belangrijke opdracht. Om met een voldoende aantal zeesoldaten aan de geallieerde oorlogsinspanning te kunnen deelnemen biedt kolonel der mariniers De Bruyne, geboren in Terneuzen, in mei 1943 aan de minister van marine, admiraal Furstner, een organisatieschema aan voor een op te richten regiment marinetroepen. Het lukt De Bruyne om bij het opperbevel van het Amerikaanse Marine Corps in Washington DC, de noodzakelijke belangstelling te wekken.

Vanuit Londen volgt De Bruyne vanaf het begin de ontwikkelingen van de kernkadergroep die wordt samengesteld in het Camp Lejeune te North Carolina, Amerika. Iedereen in Nederland kijkt nog reikhalzend uit naar de bevrijding ons land en Europa. Maar D-day, 6 juni 1944, ligt nog ver in de schoot van de toekomst verborgen.

Na de slag om de Schelde, die op 8 november 1944 eindigt, is het zuiden van Nederland bevrijd. Met affiches van op Nederlands- Indië georiënteerde slogans vangt de werving aan van oorlogsvrijwilligers waarvoor een overweldigende belangstelling is.

Reclame Affiche

Op 10 november 1944 verschijnt er in het Gemeenteblad voor Terneuzen een mededeling die luidt:  “Na jarenlang van wachten is het oogenblik gekomen om zelf mede te werken aan den bevrijding van ons Vaderland en dat van Nederlandsch-Indië. De Nederlandse Regeering heeft besloten over te gaan tot het aanwerven van Oorlogsvrijwilligers, teneinde zoo spoedig mogelijk onze strijdkrachten uit te breiden en weder op te bouwen. Alle mannelijke onderdanen en niet ouder dan 36 jaar worden opgeroepen zich als Oorlogsvrijwilliger schriftelijk op te geven bij het Aanmeldingsbureau voor Oorlogsvrijwilligers, Noordstraat 21 te Axel. Vrouwen en meisjes van Zeeland, helpt ons door Uw man, zoon of verloofde op te wekken deel te nemen aan het grootsche werk der bevrijding. Aanmeldingsformulieren zijn op het gemeentehuis en het postkantoor verkrijgbaar”.

Richard de Maagt uit Kloosterzande is een van de vrijwilligers die zich aanmelden voor de op te richten mariniersbrigade voor de bevrijding van Nederlands- Indië.

Het Nieuwsblad van het Zuiden (editie Tilburg) bericht op 20 december 1944:

“Heden is te Brussel een cantine voor de Nederlandsche strijders geopend. De club is gevestigd 24 Rue des Fripiers en kan de vergelijking met de beste geallieerde clubs doorstaan. Zij is gesticht door het Departement van Oorlog, dat van alle zijden hartelijke medewerking heeft ondervonden. De club bestaat uit drie groote lokalen, is goed gemeubileerd en met aantrekkelijke wandschikkingen en fraaie foto’s versierd. Op den openingsavond speelde een aardige band en dansten er de meisjes van het Vrouwen Hulpcorps met de jongens van de marine en het leger. Men drinkt er een goed glas bier en een uitstekende kop koffie voor slechts enkele francs. Overste Broeckert opende de club, welke zich al dadelijk in een groote belangstelling mocht verheugen en enen waren uitkomst is voor hen, die hun verlof in het dure Brussel doorbrengen. Onder de aanwezigen waren er ook jongelui in burger, maar op de revers van hun jasje droegen zij trotsch het speldje van „Oorlogsvrijwilliger” wat even goed is als een uniform. Juist deze oorlogsvrijwilligers, die in Brussel op transport naar Engeland wachten zijn in deze club bijzonder welkom. Generaal-majoor Kruls, chef-staf van het Militair Gezag, was een der eerste bezoekers van de club. Prins Bernhard was verhinderd de opening bij te wonen.”

Richardus Alphonsus Maria de Maagt

Richard is geboren op 8 maart 1923 te Hontenisse.
Hij heeft zich aangemeld als oorlogsvrijwilliger bij het expeditieleger voor Nederlands-Indië. Richard is tweede luitenant der mariniers bij de marinebrigade.
Hij overlijdt op 4 mei 1946 te Soerabaja/Surabaya.
Richard is 14 oktober 1950 postuum onderscheiden met het ereteken voor Orde en Vrede met gespen.

Richard groeit op bij zijn ouders, Jan de Maagt en Louisa van Deursen (beiden uit Hengstdijk) op het adres Groenendijk 75 te Kloosterzande  samen met zijn twee  zussen, Madelein en Celina. In 1940 overlijdt zijn vader plotseling waardoor zijn moeder op drieënveertigjarige leeftijd weduwe wordt. Door Louisa wordt een soort “winkel van Sinkel” uitgeoefend. Je kunt bij haar terecht voor ondermeer serviesgoed, potten, pannen, klompen, snoep, koekjes, speelgoed, kastpapier, bezemstelen, schrijfbenodigdheden, ragebollen, heiligenbeelden, een rozenkrans in een etuitje en nog veel meer. In de maanden november en december is haar winkel ruim  gesorteerd in sinterklaas- en kerstartikelen. De kinderen van de Groenendijk en de Lange Munt mogen dan bij haar een verlanglijstje afgeven. In1969 sluit ze haar winkel.

Richard bezoekt de HBS op het adres Tivoli F 24 in Hulst. Nadat hij zijn diploma heeft behaald werkt hij  als medewerker op het centraal distributiekantoor gevestigd aan het Hof te Zandeplein 21 te Kloosterzande. Op 6 oktober 1941 wordt  Richard  eervol ontslagen om in dienst te treden als secretarieambtenaar op het gemeentehuis te Kloosterzande. Charles van Rooy is dan burgemeester van Hontenisse. Richard helpt de burgemeester die door de Duitse bezetter op 22 januari 1944 uit zijn ambt is gezet, om onder te duiken. Tegen Richard  wordt in 1944 door de Sicherheitsdienst die in Terneuzen zetelt aan het Schoolplein, een arrestatiebevel uitgevaardigd in verband met het afgeven van valse identiteitspapieren. Hij weet ternauwernood te ontsnappen aan een arrestatie en duikt  geruime tijd onder op het adres Zeedijk 6 te Walsoorden. Hier wonen Krijn Lucasse  en zijn vrouw Maria Houtekamer in een dienstwoning van Rijkswaterstaat. Krijn is vuurtorenwachter aan de dam van het Oude Hoofd.

Meer dan waarschijnlijk kent Richard zijn medeverzetsleden Rudolph Fassaert, Fons Aarnoutse, Willem Voet, Gerard du Bois, Leendert van Duijvenbode en Marinus Sterringa. Op 28 september 1944, een week na de bevrijding van Hontenisse, haalt hij de burgemeester op van zijn onderduikadres in het  Brabantse Deurne waar Rudolph Fassaert contacten had. Burgemeester Van Rooy verschijnt die dag weer op het bordes van het gemeentehuis te Kloosterzande in het gezelschap van Richard en een Engelse kapitein.

Richard is een oorlogsvrijwilliger van het eerste uur. Op 3 maart 1945, twee maanden voordat het noorden van Nederland bevrijd is, tekent hij een verbintenis voor  twee jaar bij de zeedienst als marinier 3e klasse. De doelstelling van de oorlogsvrijwilligers is om de Japanners te verdrijven uit het door hen bezet Nederlands- Indië om:

“Nederlands- Indië te bevrijden en te behouden voor de Kroon”

Richard wordt op 15 maart 1945 bij zijn verloofde in de Cloosterstraat te Kloosterzande opgehaald met een militair voertuig. Kapitein Pronk die in de periode september t/m november 1944 aan de bevrijding van Zuid-Beveland en de operatie “Walcheren” deelnam, begeleidt de vrijwilligers op hun reis. Richard wordt in eerste instantie naar Brussel gebracht. Daarna reist hij met de stoomtrein naar het door oorlogsgeweld getroffen zeestation in Oosteinde. Twee tramhaltes hier vandaan bevindt zich de Generaal Mahieukazerne, gelegen aan het Linieregimentsplein. De zeemachtsoldaten krijgen er een tijdelijk onderdak. De kazerne wordt gebruikt als doorvoerkamp naar Engeland. In het militair hospitaal vindt er een medische check plaats. Met een marinelandingsvaartuig worden de mariniers overgezet naar Engeland. In Londen ligt aan de oever van de Theems het m.s. ORANJE afgemeerd. De Oranje is een omgebouwd passagiersschip van de Stoomvaart Maatschappij Nederland dat als hospitaalschip dienst deed tijdens de oorlog. Tot begin mei 1945 is het schip een  korte tijd het opkomstcentrum voor oorlogsvrijwilligers die er tijdelijk gehuisvest worden. In Londen bevindt zich ook het Nederlandse Oorlogsvrijwilligers instituut waar enige formaliteiten plaatsvinden.
Na een kort verblijf in Londen wordt met de trein naar Glasgow  gereisd en vervolgens naar het schiereiland Rosneath.  Aan Gare Loch, gelegen aan de westelijke oever van het eiland, is de marinebasis  Faslane Naval Base gerealiseerd. De basis is voorzien is van alle trainingsfaciliteiten. Er wordt een aanvang gemaakt met de mariniersopleiding volgens Amerikaans systeem. De vrijwilligers worden er definitief gekeurd en krijgen de noodzakelijke tropenvaccinaties toegediend.

Op 15 juni 1945 worden 12.326 manschappen ingescheept op het trans-Atlantische passagiersschip QUEEN MARY dat afgemeerd ligt aan de havenpier van het nabijgelegen Gourock. Het is met de QUEEN ELIZABETH  het  grootste en snelste troepentransportschip dat de geallieerden ter beschikking hebben.

Queen Mary. De eerste reis van het schip was in 1936. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de Queen Mary ingezet om Amerikaanse, Australische en Nieuw- Zeelandse militairen te vervoeren naar het Verenigd Koninkrijk. In één overtocht heeft het schip 16.082 manschappen vervoerd. Tot de dag van vandaag een record.

Om 18.35 uur vertrekt de QUEEN MARY  naar New- York. Aan boord zijn ook de 2.200 mariniers, afkomstig van de marinebasis Rosneath. Hun bestemming is het Camp Lejeune, North Carolina. In de namiddag van 20 juni 1945, vijf dagen na zijn vertrek, meert de QUEEN MARY af in de haven van New York. Een trein brengt alle mariniers naar het 950 kilometer zuidelijker gelegen Wilmington. Aan de New River ligt het marineopleidingskamp Camp Lejeune, een groot modern opleidingscentrum voor Amerikaanse mariniers. Het centrum is zo groot als de provincie Utrecht en beschikt over alle benodigde faciliteiten en infrastructuur. Na zijn opleiding  wordt Richard bij Koninklijk Besluit van 25 juli 1945 no.15  per 1 juli 1945 benoemd tot tweede luitenant der Koninklijke Marine voor speciale diensten.

Nadat op 6 en 9 augustus 1945 de steden Hiroshima en Nagasaki door atoombommen gebombardeerd werden, wordt op 15 augustus in het Camp Lejeune bekend gemaakt dat Japan zich overgegeven heeft en dat op bevel van de keizer de strijd tegen Indonesië werd gestaakt.

Als een week later, 17 augustus 1945, president Soekarno de onafhankelijke republiek Indonesië uitroept is het snel duidelijk dat de mariniers in plaats van tegen Japan te vechten, ingezet zullen worden voor het herstel en de handhaving van het gezag in Nederlands-Indië.

Op 1 oktober 1945 wordt kolonel De Bruyne  benoemd tot commandant van de nieuwgevormde en op sterkte gebrachte mariniersbrigade. Na een harde training  wordt medio november 1945 het eerste echelon mariniers, zo’n tweeduizend man, van het Camp Lejeune overgebracht naar de duizend kilometer noordelijker gelegen marinehaven Norfolk, Virginia om ingescheept te worden.

Noordam. Bouwjaar : 1938 Werf : P. Smit Rotterdam. In 1942 werd het schip in San Francisco verbouwd tot troepentransportschip. Gedurende de oorlog heeft het schip ruim 70.000 man en veel oorlogsmaterieel vervoerd in de Pacific.

Op  zaterdag 17 november 1945 vertrekt de NOORDAM. De bestemming is Batavia (Jakarta). Aan boord bevinden zich105 officieren inclusief kolonel De Bruyne met zijn staf, en 1939 manschappen waarmee het schip zijn maximale passagierscapaciteit heeft bereikt. Het tweede echelon mariniers, ook zo’n 2000 man, volgt enkele weken later op 11 december 1945 met de BLOEMFONTEIN.

Om de militaire vaardigheid te onderhouden wordt er aan boord van de NOORDAM geoefend en gesport. Ook worden er spelletjes gespeeld, films gekeken en naar de boordradio geluisterd. “ I walk alone “ is de meest gedraaide plaat. Als welzijns-officier  zorgt Richard voor gezelligheid en vertier aan boord.

Citaat uit: ”De geschiedenis van de Mariniersbrigade” blz. 94, Wim Hornman.

“Het passeren in Aden was voorbij. Ze kregen lekker drinkwater aan boord en hadden gezwommen. Ze lieten nog steeds hun sigarettenpeukjes slingeren, wierpen zich op de brieven die ze kregen, keken naar het fluorescerende zeewater en vonden dat de luitenant der mariniers de Maagt zijn OS- en O programma’s goed verzorgde.” (ontwikkeling, sport en ontspanning).

In een van zijn brieven schrijft Richard dat op 4 december 1945, toen de NOORDAM door het Suezkanaal voer, marinier Jan Peeters tijdens een geweeroefening aan boord overlijdt door een bajonetsteek. Bij het overgooien van het geweer met bajonet, wordt hij in zijn buik getroffen. De volgende dag, 5 december om 10.00 uur, wordt het lichaam overboord van de NOORDAM gezet. Onder het spelen van de  Marche Funèbre, een dodenmars, wordt het in de Rode Zee aan een zeemansgraf toevertrouwd. De plechtigheid grijpt Richard erg aan.

Rechtstreeks naar Batavia (Jakarta) varen blijkt niet toegestaan te worden door het Britse leger dat het commando voert in Zuidoost Azië. Zo werd bijvoorbeeld hun eigen troepenschip Alcantara met vier bataljons militairen aan boord, al eerder de toegang tot Indonesië geweigerd en teruggestuurd.

Via de Maleisische haven Swettenham wordt op eerste kerstdag1945 de haven van Penang bereikt. De mariniers mogen aan land  wat een groot feest voor hen is. Op 27 december 1945 licht de NOORDAM er zijn anker en zet het koers naar de haven van Batavia/Jakarta, Tandjoeng Priok, waar het op 30 december 1945 binnenloopt.

Aan boord doet een gerucht de ronde dat de NOORDAM moet uitwijken naar Malakka/Maleisië, welk gerucht in de loop van de dag steeds hardnekkiger wordt.

Kolonel De Bruyne maakt zich zorgen en is not amused. Een echelon mariniers op de Noordam en een op de Bloemfontein die nog onderweg is,  zo’n 4000 man en dan niet aan land mogen? Dat kon hij zijn mannen niet aandoen!  Wat voor een vertoning werd hier opgevoerd?  Razend is hij!

De volgende dag gaat De Bruyne van boord en gaat op zoek naar het tijdelijk militair hoofdkwartier dat zijn intrek heeft in het gebouw van de Volkskredietbank. Hier bemerkt hij dat er een diepgaand meningsverschil is tussen Fleet Admiral Conrad Helfrich,  bevelhebber van de strijdkrachten in de Oost en de minister van Koloniën van Mook over de aanpak van de Indonesiërs. Ook blijkt dat generaal Christison, hoofd van het Engelse militair commando, geen Nederlandse militairen duldt op Java. Hem wordt duidelijk dat de Britten aan de touwtjes trekken. Admiraal Helfrich wordt buiten de onderhandelingen gehouden en behandeld als een schurftige hond.  ( Wim Hornman, blz.99). De spanning is om te snijden en de chaos compleet. Het commando is (terecht) bevreesd dat de Nederlandse mariniers hardhandig zullen gaan ingrijpen. Na een zeer moeizaam overleg mag het eerste bataljon mariniers, enkele honderden manschappen, gedebarkeerd worden waarmee de brigade en De Bruyne zelf, een  morele dreun bespaart blijft. De rest van de mariniers moet tot nader order aan boord blijven. Ze brengen de oudejaarsnacht door op het schip. Dat het gedebarkeerde bataljon daarna alsnog het bevel krijgt terug te keren om aan boord te gaan wordt niet opgevolgd wegens een “communicatiestoornis”. (..)

Op 5 januari 1946 vertrekt de NOORDAM uit Batavia naar de haven van Singapore waar het twee dagen later binnenloopt. Vóór hun ontscheping krijgen de militairen een muskietennet uitgereikt om zich tegen de malariamuggen te beschermen.

De mariniers worden per trein met een zuchtende en puffende locomotief naar Gemas op Malakka/Melaka overgebracht, een afstand van 225 kilometer. De laatste 60 kilometer worden afgelegd met Engelse trucks die hen hotsend en botsend naar de Dunlop rubberplantage Ladang Geddes brengen, waar ze op 16 januari 1946 aankomen. De 70.000 hectare grote plantage ligt ongeveer 19 kilometer noordoostelijk van het stadje Bahau.

De plantage is verwaarloosd en verkeert in een vervuilde staat. Er is geen kunstlicht en de watervoorziening is gebrekkig. Het wemelt er van de slangen en men is nagenoeg verstoken van nieuws. De mariniers slapen op een betonvloer met een ransel als hoofdkussen en het  geweer tegen zich aangeklemd. Er moet door de mannen hard gewerkt worden om het kamp leefbaar te maken.

Op 18 januari 1946 schrijft een marinier van het tweede echelon mariniers aan zijn ouders:

“Gisteren meerde de Bloemfontein  af aan de kade van Singapore. Het was juist 12.00 uur dat we post ontvingen uit Holland. Niemand ging eten maar las eerst zijn brieven. Ik schrijf nu zelf omdat ik morgen om 05.00 uur per trein, een oude beestenwagen,vertrek naar een oude afgedankte rubberplantage”.

In afwachting van hun inzet is de rubberplantage op Malakka het tijdelijk onderkomen van de twee echelons mariniers, ongeveer 4000 man. De tijd wordt gebruikt om te wennen aan het tropisch klimaat en zich voor te bereiden op de taak die hen wacht  in Soerabaja, op het eiland Java. Er worden tochten gemaakt door de jungle en gejaagd op wilde zwijnen.

Tussen 23 en 28 februari 1946 worden de echelons mariniers  met het treintje weer teruggebracht naar Singapore. In de haven wacht het luxe en grootste passagiersschip dat onder Nederlandse vlag vaart, de NIEUW  AMSTERDAM, om hen naar  Soerabaja te verschepen.

Nieuw Amsterdam. Het schip werd gebouwd door de Rotterdamsche Droogdok Maatschappij. Het werd in1937 gedoopt door koningin Wilhelmina. De Nieuw Amsterdam werd gezien als het nationale vlaggenschip en visitekaartje voor Nederland

Op 1 maart 1946 zijn alle militairen aan boord van het schip dat vijf dagen later vertrekt. Op 10 maart 1946 laat het zijn anker vallen in de Straat van Madoera. Door de dichtgeslibde vaargeul is de haven van Soerabaja door de NIEUW AMSTERDAM,  niet te bereiken. Er is met boeien een vaarroute uitgezet door het Westervaarwater naar de zuidelijk gelegen haven van Soerabaja, Tanjung Perak. Met volle bepakking debarkeren de mariniers in landingsvaartuigen.

Honderdenveertien dagen na het vertrek uit Norfolk kan er door de mariniers, minus het eerder ontscheepte eerste bataljon in Batavia, eindelijk vaste voet op Indonesische bodem gezet worden.

Op de kade van de stille en verwoeste haven stellen de mariniers zich groepsgewijs op. Door het havengebied wordt over de Kali Masweg door de vernielde, uitgebrande   en verlaten stad gemarcheerd. Een deel van de mariniers wordt voorlopig gelegerd in een rij leeggeplunderde huizen aan de Perakboulevard.  Andere onderdelen marcheren door naar de Darmowijk in het zuiden van de stad. Een aantal mariniers komt terecht op een verlaten kampong.

Marine Hospitaal Soerabaja-Surabaja. In de dode en verlaten stad wordt het hospitaal leeg en vervuild aangetroffen. De operatiekamer blijkt als geitenstal gebruikt te zijn. De mariniers moeten er flink aan de slag. Opbouwen wat vernield is om de zaak enigszins leefbaar te maken zoals eerder op de rubberplantage op Malakka. Een leegstaand groot warenhuis gelegen aan een brede winkelstraat, de Toendjoegan/Tunjungan, wordt als kantine ingericht.       

Mariniers Kantine Soerabaja – Surabaja

Er worden films vertoond en er speelt er een combo gevormd uit mariniers. Pia Beck (“boogiewoogie”) en het Miller Sextet (“Angelina”) treden er op.

Het is Richard zijn ideaal om aan de jongens van de mariniersbrigade een tehuis te bieden. Zijn inzet wordt erg gewaardeerd. In de kantine klinkt voor hem meerdere keren applaus.

Op 6 mei 1945 schrijft vlootaalmoezenier A.W.H. Donné in een brief vanuit Soerabaja aan de familie de Maagt te Groenendijk/Kloosterzande:

“ Wanneer U deze brief van de hand van den aalmoezenier der Mariniersbrigade leest, heeft U het droeve bericht al bereikt waarin het overlijden van Uw zoon aan U werd medegedeeld. Van ganser harte sluit ik mij aan bij degenen die U om dit grote verlies hun deelneming betoonden. Ik heb Uw jongen goed gekend, reeds vanaf de eerste dagen in Amerika. Op zijn kortstondig ziekbed in het Marine- Hospitaal heb ik hem vóór de operatie de Sacramenten der stervenden toegediend. Bij de operatie ben ik zelf aanwezig geweest. Een hersentumor waaraan Richard met alle kundigheid werd geopereerd, maakte een einde aan zijn leven. De laatste gedachten van Richard gingen uit naar zijn Moeder, zijn twee zussen en naar zijn verloofde”.

Dezelfde dag wordt Richard op de brigade door de manschappen herdacht. Terwijl de Nederlandse vlag halfstok wappert in de wind, wordt een minuut stilte gehouden.

Op 5 mei 1946 ligt Richard opgebaard in de H. Hartkerk aan de Coenboulevard in Soerabaja. De Nederlandse driekleur omfloerst de kist met zijn officierspet erop. Gele bloemen omlijsten het geheel. Onder het spelen van het Wilhelmus wordt Richard de kerk uitgedragen en begint zijn laatste stille gang naar het kerkhof, begeleid door vier officieren. De plechtigheid op het ereveld is indrukwekkend. Door het vuurpeloton wordt hij naar het graf gedragen. Na het salvo uit de geweren en het monotoon geroffel van de zwartomfloerste trom wordt Richard op de Gele Bloem Begraafplaats, Kembang Kuning, aan de schoot der aarde toevertrouwd.

Soerabaja/Surabaya

Marine-ereveld Kembang Kuning

Te midden van gesneuvelde kameraden spreekt chef-staf overste Langeveld bij de plechtigheid enige woorden ter nagedachtenis aan Richard.

Na het overlijden van haar zoon ontvangt mevrouw De Maagt veel brieven van deelneming, waaronder een brief van burgemeester Charles van Rooy die vanuit zijn nieuwe standplaats Etten-Leur schrijft:

”Richard weg, Richard die vroolijke, opgewekte energieke jongen, Richard die zich voor ons zoo uitgesloofd heeft toen wij moesten onderduiken, die zo’n goed werk geleverd heeft in de illegaliteit; waarvan wij allen zoo verheugd waren dat hij goed de oorlog door was gekomen; het is voor ons niet te bevatten; hoeveel moeilijker moet dat voor u zijn.” Hij beëindigt zijn brief met de woorden:

”In gedachten leven mijn vrouw en ik deze dagen met U mee. Gods zegen steune   U, en Uw gezin”.

Na het overlijden van Richard ontvangt mevrouw De Maagt tot haar groot verdriet geen enkel persoonlijk bezit meer van haar enige zoon.

Naschrift

Kolonel Mattheus Reindert de Bruyne wordt geboren in Terneuzen op 9 oktober 1895. Hij  is de zoon van Mattheus de Bruyne en Jacomina Blankert. Zijn vader is broodbakker. In februari 1953 wordt hij bevorderd tot luitenant-generaal. Hij overlijdt te Renkum 13  oktober 1973.

Op vrijdag 3 mei 1946 vindt voor de eerste keer de nationale dodenherdenking in Nederland plaats. De dag dat Richard overlijdt, zaterdag 4 mei 1946 wordt, in verband met de zondagsrust, het nationale bevrijdingsfeest gevierd.

Kembang Kuning wordt ook wel het marine-ereveld genoemd. Op het ereveld staat het Karel Doormanmonument dat herinnert aan de slag in de Javazee op 27 en 28 februari 1942, waarbij schout-bij-nacht Karel Doorman met zijn eskader ten onder ging. Op de achterzijde van het monument staan op 15 bronzen platen de namen van de 915 slachtoffers genoemd, die vrijwel allemaal een zeemansgraf vonden. Op 2 september 1945 werd in de Baai van Tokio aan boord van het Amerikaanse oorlogsschip Missouri, de Japanse capitulatieovereenkomst getekend welke overeenkomst door generaal  Christison in ontvangst werd genomen.

Definitielijst:
Capitulatie – Overeenkomst tussen strijdende partijen met betrekking tot de overgave van een land of leger.
Geallieerden – Verzamelnaam voor de landen / strijdkrachten die vochten tegen Nazi-Duitsland, Italië en Japan gedurende WO 2.
Slagschip – Zwaar gepantserd oorlogsschip met geschut van zeer zwaar kaliber.

In 1948 wordt een begin gemaakt met het ontvlechten van de mariniersbrigade die op 7 juni 1949 opgeheven wordt maar in de historie nooit vergeten zal worden.

Duizenden OVW-mariniers  hebben ruim vijftig jaar moeten wachten op een onderscheidingsteken. Koningin Wilhelmina ondertekent in 1944 in Londen een Koninklijk Besluit waarbij alle oorlogsvrijwilligers een bijzonder onderscheidingsteken zal worden toegekend. Ondanks aandringen van de veteranen komt het er niet van. Het Koninklijk Besluit van 1944 blijkt onvindbaar. In 1998 wordt het KB. door de toenmalige minister van defensie De Grave gevonden. Hij kent de oorlogsvrijwilligers alsnog het recht toe een onderscheidingsteken te dragen waarmee de ongelijkheid in waardering rechtgetrokken wordt.

Op 18 mei 2000 wordt door de commandant van het Korps Mariniers, generaal-majoor der mariniers E.C. Klop, het ´Standbeeld van de Marinier´ onthult. Het standbeeld staat bij de hoofdingang van de Van Braam Houckgeest-kazerne in Doorn.

Het Korps Mariniers werd op 10 december 1665 opgericht en bestaat in 2015 driehonderd vijftig jaar. Het is een onderdeel van de Koninklijke Marine. De oprichting vond plaats op initiatief van o.a. Michiel de Ruyter. Van oudsher ligt het werkterrein van het Korps buiten Nederland wat tot uiting komt in de wapenspreuk “Qua patet orbis”. (Zo wijd de wereld strekt).

De reis van Richard van Kloosterzande naar Soerabaja/Surabaya duurde van 15 maart 1945 tot 10 maart 1946 en is virtueel te volgen indien op Google Earth de volgende plaatsen worden ingetypt:

Kloosterzande  –  Brussel – Oostende –Londen – Glasgow  – Rosneath – Gourock, New-York – Camp Lejeune – Norfolk – Aden- Port-Said – Port Swettenham –  Port Penang – Jakarta – Singapore –  Gemas – Ladang Geddes – Singapore – Soerabaja.

Bronnen:
Joint IV Commando / C4I&I / Informatie Beheer Defensie Materieel Organisatie, Ministerie van Defensie Kerkrade. –  Scheepsjournaal Queen Mary 1945. – “De poort tot vloot’” in: “Van Boord” jaargang 9 nr.32 (2006). –  Amigoe di Curacau,   24- 07-1957.  –  Ik zal handhaven a/b m.s. Noordam van USA naar Malakka/Batavia    november 1945 januari 1946. – Krantenbankzeeland.nl   –  Delpher Platform Digitale Publikaties.  – Het Parool: speciaal bulletin 22-12-1944. –  Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 10a 2e helft . –  D.C.L. Schoonoord, De Mariniersbrigade 1943-1949. – C.J.O. Dorren. Onze Mariniersbrigade 1945-1949. W. Hornman. De geschiedenis van de Mariniersbrigade (1985).   Friesch Dagblad   17-04-2004.  –   Met speciale dank aan Celina Biesbroek- de Maagt Hulst en Jaap Lucasse, Zaamslag. 

Ad Franken, september 2015