Indië 2
Inleiding
Op 23 september 1946 vindt in Amsterdam een grote protestdemonstratie plaats tegen het uitzenden van dienstplichtige militairen naar Indië. Personeel van de Amsterdamse gemeentetram, de gasfabriek en bedrijven in het havengebied protesteren tegen de uitzending. Trams worden begeleid door politieagenten. Stakers verzamelen zich op het Waterlooplein. Op de Dam is het de gehele dag onrustig. Er worden charges uitgevoerd waarbij twintig gewonden vallen. Demonstranten lopen sabel en schotwonden op. Een persoon overlijdt in het binnengasthuis. Op tramwagons zijn opschriften te lezen zoals: “Vleestransport Amsterdam-Batavia.”
Duizenden dienstplichtigen hebben ernstige bezwaren om naar Indië te worden uitgezonden en duiken onder. Zij besluiten geen gebruik te maken van de gelegenheid “om wat van de wereld te zien” en beroepen zich op artikel 192 van de Grondwet waarin staat dat dienstplichtigen niet zonder hun toestemming naar overzeese gebiedsdelen uitgezonden kunnen worden.
De regering oordeelt anders en beroept zich op de noodwetgeving uit de Duitse oorlogstijd, die volgens haar nog van kracht is. ’s Avonds houdt de minister van Overzeese Gebiedsdelen J.A. Jonkman, een klemmende radiorede en stelt dat Nederland uitgaat van “hervormingen van de verhoudingen met Indonesië.” Ondergedoken soldaten roept hij op om terug te keren en verzoekt familieleden om onderduikers op te wekken alsnog te vertrekken.
De volgende dag, 24 september 1946, vertrekt uit de haven van Amsterdam het eerste troepentransport met de BOISSEVAIN van de KPN naar Batavia/Djakarta. Aan boord bevinden zich 3000 dienstplichtigen om de “orde en het gezag” te herstellen in Indonesië.
In 1944 is door de regering die in Londen zetelt, artikel 192 van de Grondwet door middel van een Koninklijke Besluit tijdelijk buiten werking gesteld. In januari 1946 is het kabinet Schermerhorn- Drees genoodzaakt voor te stellen de tekst van het artikel zodanig te wijzigen dat het recht te weigeren om ingezet te worden in overzeese gebiedsdelen, er uitgehaald wordt. In augustus 1947 wordt het wetsartikel in het Staatsblad afgekondigd waarna het van kracht wordt. In de periode eind 1946 –1949, zijn 2.600 dienstweigeraars berecht en veroordeeld door de Krijgsraad.
Theo wordt geboren op 14 augustus 1925 te Hontenisse.
Hij overlijdt op 15 februari 1949 in het veldhospitaal te Pandeglang west- Java.
Theo is soldaat 1e klas, van het 3e Bataljon Garderegiment Jagers, 1e Brigade bij het KNIL.
Hij is onderscheiden met het ereteken voor Orde en Vrede.
Theo Claessens
Theo groeit op bij zijn ouders en zijn zus Annie aan de Hulsterweg 21 te Kloosterzande. Op de middelbare Handelsschool in Hulst heeft hij zijn diploma behaald. Theo is samen met zijn latere zwager Cor Schelfhout, een verdienstelijk voetballer bij voetbalvereniging Hontenisse. Hij werkt als administrateur bij de Boterfabriek aan de Hulsterweg. Theo volgde Willem Voet op die eind mei 1944 door de Sicherheitsdienst gearresteerd werd in verband met de overval op het distributiekantoor te Kloosterzande. Als Theo wordt opgeroepen voor verplichte tewerkstelling in Duitsland ( dwangarbeid) duikt hij onder.
Op 14 maart 1946 wordt Theo in Sluiskil medisch geschikt bevonden om zijn militaire dienstplicht te vervullen. Hij heeft voorkeur om dienst te nemen bij de marine.
Op 7 mei 1946 wordt Theo als dienstplichtig soldaat ingelijfd bij het Regiment Jagers in de Ernst Casimir kazerne te Roermond. Na zijn opleiding krijgt hij per 21 september 1946 inschepingverlof om naar Indië te vertrekken.
Twee weken daarna, op zaterdagmiddag 5 oktober 1946, neemt Theo afscheid van scouting de St. CANISIUSGROEP te Kloosterzande waarvan de activiteiten tijdens de oorlog door de bezetter verboden waren. De scouting heeft zijn intrek in de kelder onder het “toneel” van het patronaatsgebouw van de H. Hartschool te Groenendijk/ Kloosterzande. Zijn zus Annie, Martha van Kruyssen en Rosa Menu hebben er de welpen onder hun hoede. Cor Schelfhout, Theo van Mieghem ( van Wies) en Mon Mast hebben de leiding over de verkenners. ( Theo Sarneel zou zich later als leider bij de scouting voegen). Theo vertelt dat hij als soldaat naar Indië gaat wat een diepe indruk maakt op de kinderen bij wie hij aardig en sympathiek overkomt.
Het achtste troepentransport naar Indonesië.
Op de Javakade in Amsterdam waait op dinsdag 8 oktober 1946 een koude noordoostenwind. De militaire kapel speelt vrolijke marsjes. Bij een groen hek aan het einde van een loods verzamelen zich ouders, vrienden en bekenden om afscheid te nemen van hun zoon, broer of verloofde. Ze worden in loodsen ontvangen, die opgefleurd zijn met de Nederlandse driekleur. De militaire kapel wordt afgewisseld met grammofoonmuziek. Er worden sigaretten uitgedeeld, en bonnetjes “goed voor één consumptie”. “Don’t fence me in” schalt het luid over de kade. Soldaten lopen zwaar bepakt achter elkaar over de loopplank om aan boord te gaan van de BLOEMFONTEIN. Tegen vijf uur geeft de stoomfluit drie korte stoten. De mensen verzamelen zich op de kade om hun geliefde uit te zwaaien. Soldaten staan op het dek en hangen over de railing. De militaire kapel zet het Wilhelmus in waarna de BLOEMFONTEIN zich langzaam in beweging zet op weg naar Batavia. De soldaten zwaaien en fluiten tot de mensenmenigte uit hun zicht verdwijnt.
Theo weet welke taferelen zich twee weken eerder afspeelden in Amsterdam. Hij weet ook dat Richard de Maagt enkele maanden tevoren in Soerabaja is overleden. Bij zijn vertrek gaan zijn gedachten er ongetwijfeld naar uit.
De Nederlandsche Dagbladpers te Batavia meldt op 13-11-1946: ”De Bloemfontein , waarmede meer dan 1800 militairen naar Indië zijn vertrokken, heeft in de Middellandsche Zee een merkwaardig oponthoud gehad. Eén der manschappen was plotseling ernstig ziek geworden. De artsen constateerden dat de patiënt buikvliesontsteking had en dat terstond moest worden ingegrepen. Onmiddellijk werd bevel gegeven het schip stil te laten liggen opdat geen enkele trilling van de boot de operatie zou hinderen. En zoo bleef de Bloemfontein een uur stilliggen. In de moderne geoutilleerde operatiekamer deden de medici hun werk. De operatie gelukte uitstekend.”
Het troepentransportschip vaart naar de havenstad Port Said om door het Suezkanaal en de Rode Zee, de Indische Oceaan te bereiken. Op 3 november 1946 wordt aangemeerd in de haven van Batavia/Djakarta Tandjong Priok. Theo wordt gelegerd in de omgeving van Buitenzorg, thans Bogor, gelegen in het westen van Java.
In februari 1947 en in augustus 1947 is Theo een week opgenomen in het militair hospitaal voor onbekende klachten. Op 1 december 1948 wordt hij bevorderd tot soldaat 1e klas. In het gebied waar Theo is gelegerd verzetten zich nationalistische groeperingen tegen de aanwezigheid van Nederlandse militairen. Er worden verwoestingen aangericht aan bruggen, spoorlijnen, wegen, fabrieken en telefoonkabels. Blokkades en versperringen worden opgeworpen en er wordt geschoten op Nederlandse soldaten. Het gebied is niet ongevaarlijk.
Door Indonesische extremisten, die ook wel “ploppers” genoemd worden, is er op enig moment een doorgaande weg geblokkeerd in de omgeving van Labuhan. De weg ligt aan de uiterste westkust van Java. Door de Genie wordt de toestand geïnspecteerd om te beoordelen wat er aan materieel ingezet moet worden om de weg weer vrij te maken. Tijdens de inspectie wacht Theo toe in een stilstaand legervoertuig om toe te zien.
Vanuit de kant van de weg klinkt een schot, vermoedelijk vanuit een boom. Een rechter inschot van de kogel treft de maagstreek, doorboort zijn lever en komt er aan de linkerzijde uit.
Theo wordt met spoed naar het veldhospitaal te Pandeglang overgebracht waar hij overlijdt, enkele weken voor zijn repatriëring. Hij is 23 jaar oud.
Op 16 februari 1946 wordt hij op het Europese kerkhof te Pandeglang op indrukwekkende wijze met militaire eer begraven.
Op zaterdag 19 februari 1949 om 09.30 uur wordt in de kerk van de H. Martinus te Groenendijk een plechtige uitvaartmis gehouden voor Theo.
Na te zijn herbegraven rusten zijn stoffelijke resten op het Ereveld van Menteng Pulo.
Naschrift
In de jaren 1946-1949 worden in totaal 111.653 Nederlandse dienstplichtige militairen naar Indië uitgezonden. Uitzending geschiedt voor de duur van twee en een half jaar. Dienstweigeraars voor Indië worden opgespoord en gearresteerd door de Koninklijke Marechaussee en in samenwerking met gemeente- en rijkspolitie overgebracht naar het Depot Nazending Nederlandsch- Indië te Schoonhoven waar ze een speciale behandeling krijgen. De opsporing van Indië-weigeraars duurt tot in 1958.
De Volkskrant meldt op 17 oktober 2015: “Als president van de zeekrijgsraad kreeg de rechter D.B.A. Franken te maken met dienstplichtigen die weigerden zich te laten verschepen naar Nederlands- Indië. Het aantal Indië- weigeraars dat voet bij stuk hield was gering; zo’n 1.500 man. Volgens psychologen en advocaten die bij de verdediging van de weigeraars waren betrokken waren de meeste van hen geestelijk gestoord en beschikten ze over een extreme moederbinding. In zijn onderzoek toont historicus Antoine Weijzen aan dat de Indië-weigeraars vaak nog slechter werden behandeld dan NSB’ rs die met de bezetter hadden geheuld. Zo werd het fort Ruigenhoek bij Utrecht afgekeurd als gevangenis voor NSB’rs maar wel goed genoeg bevonden voor Indië- weigeraars. Indië-weigeraars kregen standaard vier jaar gevangenisstraf, zonder aftrek. Dat er nooit eerherstel is gekomen, heeft veel Indië- weigeraars bitter gestemd, temeer daar degenen die in Indonesië oorlogsmisdaden hebben begaan nooit voor een rechtbank ter verantwoording zijn geroepen”.
De wereldopinie stelt zich steeds meer achter Indonesië. In januari 1949 veroordeelt de Veiligheidsraad het Nederlands optreden in Indonesië. De Verenigde Staten dreigen met sancties tegen Nederland door de Marshall-hulp op te schorten. (Wederopbouw van de door de oorlog getroffen landen in Europa).
Op 27 december 1949 wordt in het Paleis op de Dam te Amsterdam de Akte van Soevereiniteit- overdracht getekend door koningin Juliana in het bijzijn van de Indonesische premier Mohamed Hatta. De koningin spreekt de volgende woorden:
”De aanvaarding van haar soevereiniteit door de jonge staat, de Republiek der Verenigde Staten van Indonesië alsmede het afstand doen daarvan van het Koninkrijk der Nederlanden, en het aangaan van een Unie, is één van de meest aangrijpende en ingrijpende gebeurtenissen van deze tijd (…). Niet langer staan wij gedeeltelijk tegenover elkander. Wij zijn nu naast elkaar gaan staan, hoezeer ook geschonden en gescheurd en vol littekens van wrok en spijt”.
Op het paleis in Batavia waar de overdracht ook werd getekend, wordt de Indonesische vlag gehesen. Nederlands- Indië, dat vanaf 1815 deel uitmaakte van het Koninkrijk der Nederlanden, bestaat niet meer.
De kwestie Nieuw-Guinea, die een direct gevolg was van de Indonesische vrijheid- strijd, wordt pas in 1962 opgelost.
Het aantal gesneuvelde en gewonde militairen in Indonesië is niet precies bekend. Jan Kooistra komt in zijn boek “Laatste bericht” uit op 5.214, het Nederlands Instituut voor Militaire Historie op 4.751.
Bronnen:
Joint IV Commando / C4I&I / Informatie Beheer
Defensie Materieel Organisatie
Ministerie van Defensie Kerkrade.
Jan Kooiman “Laatste Bericht”.
De Volkskrant, 20 oktober 2015.
krantenbankzeeland.nl
Delpherkrantenbank.nl
Met speciale dank aan Theo Schelfhout, Melick.
Het Indiëmonument aan de Koninginnelaan in Terneuzen herinnert aan 35 militairen uit de zeven toenmalige gemeenten in Zeeuws- Vlaanderen die in Nederlands-Indië en Nederlands-Nieuw-Guinea zijn omgekomen.
Ad Franken