In de Cloosterstraat hadden de meeste mensen die er woonden, ‘n groten of achter hun huis. De buurman die naast ons woonde, had wel de grootsten, omdat die een stuk, wat eerder bij “ons” huis zat, er “bij” had gekregen. Zo alles bij elkaar zo’n anderhalf gemet denk ik wel.
Over onze schutting konden we bij hem in “zijnen “groten of” kijken.
Hij kwam oorspronkelijk uit Friesland, en stond bekend als niet de meest vrijgevige figuur. Het was zogezegd “ n’en echten gierigoard”.
Het was een wat bijzondere oudere man met een wandelstok, droeg altijd een pet en was zo doof als een kwartel.
Zijnen “of” stond vol groentes zoals “saloai” , “pyraai”, “spinaozie, kolen, alle soorten mee ”blommen” en “vaneiges” ook witte, rooie en zwarte bezen.”
Verder “ôaj t’ij ôôk nog jérbezen, “stekelbezen” en ‘n “broaker” voor de kluts, en een perzikboom staan.
Je kon niet opnoemen, of “ij oai’t in zijnen of”.”
Maar je moet niet denken dat’ij wel eens iets weg gaf , oor, den gierigen donder!. Tussen de “broaker” en de’n perzik stond een houten bankje. Vanuit die positie kon hij “eel zijnen of” eens goed bekijken.
Nou zal hij “vaneiges” ook wel eens “moech zijn gewist” om daar dan wat te kunnen uitrusten.
De “perzik” met het bankje, grensde tegen de “wjer” van “de’n of” van Jack Duerinck.
Die zag op een gegeven ogenblik dat “d’n doven” op het bankje zat, en bezig was om de perziken te tellen, door met zijn wandelstok te “wijzen” naar de perzik, 1-2-3- enzovoort.
Jack “docht bij z’n eigen”: “Ik zal d’n doven perzikenteller is een beetsjen goan elpen”. Hij bedacht zich geen moment, liep vlug naar de keuken, pakte er zijn buks en “loajden” die mee patronen. Vanachter de “wjer”, “begost” hij toen de perziken uit de boom te schieten die “d’n doven” probeerde te tellen.
Omdat “de perzikenteller” niets van de “schutter” zag, en al helemaal niets hoorde, had die geen enkel benul van hoe het toch kwam dat hij het aantal maar niet goed geteld kon krijgen………..