Melkfabriek Kloosterzande

Melkfabriek Kloosterzande 2019-02-28T12:50:06+01:00

foto van google maps 2010

Net zoals in de rest van ons land werden er ook in Zeeuws Vlaanderen tussen 1890 en 1902 meerdere zuivelfabriekjes gesticht voor fabrieksmatige melkverwerking. Zo kwamen hier de volgende fabriekjes tot stand:

– 1891 Sluis
– 1894 Axel – Sassing
– 1895 Absdale
– 1896 Schoondijke
– 1897 IJzendijke
– 1898 Aardenburg
– 1899 Oostburg
– 1902 Kloosterzande

Totaal 8 fabriekjes die allemaal vóór 1903 tot stand kwamen. Op 8 februari 1899 brak er brand uit in de boterfabriek te Kloosterzande, dus al voor 1902. Ze zijn alle, na een kort bestaan, ten gronde gegaan. De fabriek te Kloosterzande was de grootste, een coöperatieve stoomzuivelfabriek waar ook de beste deskundige leiding was. De directeur in die tijd was P.J.R. Damsté. Hij was landbouwer te Graauw. Wellicht is hij ook eigenaar geweest van de roomverwerkingsfabriek. In de crisistijd kwam er ook nog een particuliere melkinrichting te Axel tot stand. Ook deze moest na de laatste oorlog worden opgeheven. Een onderzoek naar de oorzaken voor deze ongunstige gang van zaken wees uit, dat gebrek aan vakkennis bij de leiders wel een factor was, maar dat een te dunne melkveebezetting en duur transport de onkosten veel te hoog opdreven. Na de opheffing van al deze fabriekjes ging als voorheen een deel van de melk in consumptie of direct van het boerenbedrijf ófwel via de vak slijter. De rest karnde men tot boter, die in de streek en aan de grens met België verkocht werd al dan niet via de smokkelroutes.

Men maakte ook een akte van oprichting, die verscheen in de Staatcourant, voor de stoomzuivelfabriek Hontenisse. Het doel van de vereniging was om gemeenschappelijk zuivelproducten te bereiden en door exploitatie te verkopen. Men begon met een kapitaal van elf duizend gulden. Tot de leden van het bestuur behoorde (voorzitter) Karel Jan André Guyon baron Collot d’Escury. Hij was ook burgemeester van de gemeente Hontenisse. De heer J.A. Pateer was secretaris. Opmerkelijk was toen ook de vrijstelling om tol te moeten betalen tussen Hulst en Kloosterzande.

Aan de fabriek was een woning verbonden voor de directeur die ook nog een tijdje door de machinist bewoond werd. Achterin de fabriek bevond zich een ijskelder. Het aantal personeelsleden was vier bestond uit 4 persoenen en een plaatsvervangster. Na veel overleg tussen het Zuivelconsulentschap en landbouwvoormannen uit de streek kwamen tussen 1926 en 1929 de drie coöperatieve fabrieken voor roomverwerking te Kloosterzande, Aardenburg en IJzendijke tot stand. De oprichters waren o.a. Collot d’Escury, Al. De Nijs en P.W. de Kock. De flessenmelk werd tot 1951 betrokken van Walcheren en Brabant. Twee fabrieken namelijk Kloosterzande en IJzendijke hebben zich voor flessenmelkproductie geinstalleerd.  Op 30 mei 1952 werd het 25-jarig jubileum van de Coöp. Boterfabriek Kloosterzande gevierd. Voorzitter was toen H.A.A. baron Collot d’Escury. Leuk is te lezen dat men dit vierde in Hotel ‘de Linde’ (met de Krokodilbar) en in de machinehal van de firma Weemaes-Kindt met een lunch voor 480 personen met ’s avonds het Brabants cabaret-ensemble ‘Klaveren Vijf’ voor een onderhoudend programma. Dat er rijkelijk drank vloeide mag duidelijk zijn. Burgemeester was toen C.J. van Hootegem. Op 30 april 1953 werd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau benoemd: H.A.A. baron Collot d’Escury. Hij werd geboren in 1895 en was rentmeester van het Kroondomein en voorzitter van de besturen van de Coöp. Zuivelfabriek “Roomboter” te Kloosterzande en van de Vereniging tot bevordering van de Rundveeteelt in Zeeland. Ook was hij erelid van de Zeeuwse Landbouw Maatschappij en raadslid van de gemeente Hontenisse en dijkgraaf en ontvanger-griffier van verschillende polders in Oost Zeeuws-Vlaanderen. Op 3 oktober 1953 nam oud-directeur A.D.H. Oldenhof, na ruim twintig jaar, afscheid van Kloosterzande en ging met vervroegd pensioen. Burgemeester van de gemeente Hontenisse was toen mr. M.Somers. Op 16 november 1955 moesten enkele bestuurders van de fabriek verschijnen voor de Economische Politierechter mr. P. van Empel wegens botersmokkel naar België. Zij kregen allen gevangenisstraf en een geldboete. Het bestuur onder voorzitterschap van H.A.A. Baron Collot d’Escury trad af. Er zijn enkele interessante cijfers te noemen over 1956: ruim 350.000 literflessen melk, 100.000 liter karnemelk, 71.000 liter yoghurt en 10.000 liter chocomel. En dat alles terwijl de Zeeuws Vlaamse veestapel sinds 1950 terugliep van 7000 tot 6000 melkkoeien. Op 2 mei 1957 kregen de heren B.Verschuren (commissaris) en A.Pauwels (chauffeur) de zilveren medaille verbonden aan de orde van Oranje Nassau in verband met hun veertigjarige dienst bij de fabriek.

De melkfabriek sloot zijn deuren op 16 juni 1972. De melk ging per die datum naar de melkfabriek in IJzendijke. Er werkten acht chauffeurs en plaatsvervangers, twee man kantoorpersoneel, een technisch assistent, vier man in de melkinrichting, drie mensen in de melkontvangst, een monteur, een centrifugist en een botermaker. Frappant detail was dat de fabriek in IJzendijke ook weer werd gesloten op 1 januari 1975. De heer A. Oldenhof was toen directeur van de fabriek in Kloosterzande. Er volgden geen ontslagen want van de 15 werknemers bleven er 8 als chauffeur werkzaam om de melk naar IJzendijke te vervoeren. De fabrieken moesten worden gesloten om economische redenen. Per 1 januari 1973 werd een fusie aangegaan met zuivelbedrijven in Middelburg, Wouw, Roosendaal, Etten-Leur, Rijsbergen en Zundert. Enkele belangrijke redenen van sluiting waren dat de omschakeling van flesproducten op eenmalige verpakking een bijzonder kostbare aangelegenheid en dat de aanvoer te gering was (aldus een bericht uit de PZC van 15 mei 1972).

 

Voormalige ‘melkfabriek’ eindelijk een prooi van de sloper
Vele jaren heeft de dorpsraad er bij de gemeente op aangedrongen voor de sloop van deze rotte kies in Kloosterzande. De dorpsraad heeft er altijd bij de gemeente op gehamerd dat ,,als” er ooit een potje vrijkomt, deze te slopen. Een faillissement van de vorige projectontwikkelaar deed weer meer tijd verstrijken. Goossen BV uit Walsoorden nam de failliete boedel over. Samen met wethouder Hageman heeft hij ernaar gestreefd om deze zo snel mogelijk te ruimen. In 2016 was de financiering met de provincie en nog enkele partijen rond en de sloophamer kon zijn werk gaan doen. De wethouder heeft woord gehouden en op afgelopen 30 september 2016 zette wethouder Jean Paul Hageman persoonlijk de sloopmachine in werking.  Heel wat jaren heeft het pand staan te verpauperen, maar nu gaat het gebouw eindelijk tegen de vlakte.

Boekhouder
De heer A.(Fons) Roctus heeft dertien jaar als boekhouder gewerkt in de melkfabriek. Het was een van de drie melkfabrieken in Zeeuws-Vlaanderen. Zo’n 700 boeren brachten melk en room naar Kloosterzande. De fabriek was erg belangrijk voor het dorp. Er werkten zo’n dertig mensen totdat de fabriek in de jaren 70 noodgedwongen moest sluiten. Een grote melkproducent verhuisde de boel naar Eindhoven.

Buurman
Buurman Bracke woont in het huis van de oud-directeur naast de melkfabriek. Hij is er komen wonen toen de melkfabriek in de jaren zeventig sloot. Hij is net als de oude boekhouder blij dat het pand wordt gesloopt.

Hennepkwekerij
Nadat de melkfabriek sloot kwam er een ander bedrijf in, maar dat is in 2008 vertrokken. Toen kreeg het pand een andere, iets minder gewenste, bestemming. Er kwam een illegale hennepkwekerij in. Maar dat duurde niet lang; na een maandje brandde de plantage af. De provincie geeft 305.000 euro uit aan de sloop en bodemsanering. De gemeente Hulst gooit er 40.000 euro bovenop. En ook Waterschap Scheldestromen doet een duit in het zakje voor het verleggen van de waterschap riolering. Na de sloop worden er nieuwe woningen neergezet.

Van de melkfabriek aan de Hulsterweg in Kloosterzande restte na anderhalve week slopen alleen nog een berg puin. Buurman George Bracke was bij de eerste symbolische sloophandeling. Gewapend met een camera volgde hij de werken op de voet. “Die man die die machine bedient, die heeft echt gouden duimen”, zegt Bracke vol bewondering.

Brandstoftanks

De slopers hebben nog een lastig klusje aan de brandstoftanks onder de fabriek. Een sterke geur verraadt hun aanwezigheid. De grond zal na de sloop nog gesaneerd moeten worden. Het huis van buurman Bracke trilt op zijn grondvesten door de zware graafmachine. Hij kwam er niet geheel zonder kleerscheuren af. Zijn garage die slechts decimeters van de oude melkfabriek stond moest ook wijken. Bracke gaat hem opnieuw bouwen, iets verder van zijn huis. Erg vindt hij het niet. Hij heeft een stuk erbij kunnen kopen. “Ik ben er gelukkig mee. Ik woon hier al 41 jaar, en het is eigenlijk ook al 41 jaar geen melkfabriek meer, maar toch bleven we het de melkfabriek noemen hier.” Bracke is lid van de dorpsraad van Kloosterzande. “We hebben er heel lang op gehamerd dat de melkfabriek gesloopt werd. Iedere vergadering kwam ik er steeds weer op terug.”

Lelijke gevelplaten
Er was niets meer over van de charme van 1927, toen de boeren uit de omgeving in een corporatie de melkfabriek in Kloosterzande begonnen. Wat restte was een pand met lelijke gevelplaten, verlaten en verkrot. In 2009 woedde er een flinke brand, waarna bleek dat er een wietkwekerij in het pand gevestigd was.
“Ik heb gevraagd of toen het gebouw dichtgetimmerd kon worden. Je zou toch niet willen dat er tijdens oud en nieuw iets naar binnen gegooid werd en er opnieuw brand ontstond?”

Op de plaats van de melkfabriek bouwt ontwikkelaar Goossen een twee-onder-een-kapwoning, een vrijstaande woning en drie seniorenwoningen. Ook komt er op het terrein een pleintje.

Subsidie sanering terrein voormalige melkfabriek Hulsterweg 20 in Kloosterzande
De Provincie Zeeland draagt er zorg voor dat bodemverontreinigingen met actuele risico’s zo snel mogelijk worden gesaneerd. Verder kan zij bijdragen in de kosten van sanering van ernstige bodemverontreinigingen die een maatschappelijke urgentie hebben. Van dit laatste is sprake bij de ernstige bodemverontreiniging ter plaatse van de voormalige melkfabriek Hulsterweg 20 in Kloosterzande. Door diverse projectontwikkelaars is in het verleden een poging gedaan om deze locatie, waarop de voormalige melkfabriek was gevestigd en die midden in Kloosterzande ligt, tot ontwikkeling te brengen. Hierin is tot op heden nog geen enkele ontwikkelaar geslaagd. Op 1 juli 2009 is bij een grote brand in het op de locatie gesitueerde gebouw een hennepkwekerij ontdekt. Op aandringen van omwonenden en de Dorpsraad heeft de gemeente Hulst na de brand veiligheidsmaatregelen genomen, zoals het opruimen van glasscherven en het dicht timmeren van de ramen van het gebouw. De locatie maakt in de huidige situatie een erbarmelijke indruk. Om aan deze maatschappelijk ongewenste situatie een einde te maken, verleent de Provincie een subsidie in de saneringskosten aan de projectontwikkelaar Melkfabriek Hulsterweg 20 Kloosterzande BV

Provincie Zeeland – Melding BUS-bodemsanering Hulsterweg 20 in Kloosterzande Gedeputeerde Staten van Zeeland hebben op 30 augustus 2016 een ‘Melding BUS-bodemsanering’ op grond van artikel 6 Besluit uniforme saneringen ontvangen van Melkfabriek Hulsterweg 20 Kloosterzande B.V. voor de bodemsanering op de locatie Hulsterweg 20 in Kloosterzande. Tegen de melding of een mededeling van Gedeputeerde Staten naar aanleiding van de melding kan door belanghebbenden geen bezwaar of beroep worden aangetekend. Wel is er de mogelijkheid om Gedeputeerde Staten er op te wijzen dat de bodemverontreiniging of de voorgenomen bodemsanering niet voldoet aan de eisen van het Besluit uniforme saneringen. Voor het inzien buiten kantooruren, mondelinge toelichting en kopieën van ter inzage gelegde stukken kunt u zich wenden tot de heer R.P.A. de Witte (tel. 06 51203369).

Melk en melkproducten, hun verwerking en hun afzet.
Melk
Afscheidingsproduct van uierklieren bij vrouwelijke zoogdieren. De samenstelling is per diersoort enigszins verschillend en heeft een eigen karakter. Met melk wordt in de regel koemelk bedoeld (andere melk wordt met de diersoort genoemd; de gewonnen hoeveelheden hiervan zijn zeer klein). Het vetgehalte varieert van koe tot koe; ook de gemiddelde opbrengst van de bedrijven kan sterk uiteenlopen; daarnaast zijn er seizoenverschillen. De consumptiemelk wordt door de fabriek/melkinrichting volgens wettelijk voorschrift afgeleverd met een gelijk vetgehalte en gepasteuriseerd (verhit tot 70 à 85 °C). Dit is de zg. dagmelk. Bij verhitten tot 115 °C is de melk in verpakking langer houdbaar (gesteriliseerd). Losse melk wordt sinds 1968 niet meer geleverd.

Geur- en smaakafwijkingen.
Deze kwamen vroeger nogal eens voor, vooral na het voeren van verse suikerbieten-koppen en -bladeren. Ook na het weiden op dijken kon de smaak en geur van de melk sterk afwijken als daar kraailook of wilde ui groeide. Bij de huidige bedrijfsvoering komen deze afwijkingen niet meer voor.

Melkwinning.
Vóór 1940 was het melken van koeien in Zeeland voornamelijk het werk van vrouwen en meisjes. In de meeste gebieden werd ook ’s zomers op stal gemolken, doch op Walcheren gebeurde dit hoofdzakelijk in het weiland. Na 1955 werd het melken met de hand in toenemende mate vervangen door machinaal melken. Thans is het machinaal melken van de koeien in Zeeland algemeen. Met deze ontwikkeling kwamen nieuwe systemen, meer apparatuur en andere werkmethoden tot ontplooiing. Oorspronkelijk werd machinaal gemolken met melkapparaten van 18 à 22 liter inhoud, waarbij de koeien opgesteld stonden in een rij. Vanaf 1960 kwam er een toenemende belangstelling voor doorloopsystemen. Hierbij staan de koeien aan weerszijden van de melker verhoogd opgesteld. De melker kan de handelingen staande uitvoeren. Daarnaast kwamen machines van het melkleidingtype in gebruik, zowel in doorloopmelkstallen als bij het in de rij melken. Bij machines van het melkleidingtype komt de melk rechtstreeks via leidingen van die koe in de tank. Bij handmelken werden 5 à 7 koeien per uur gemolken. Bij machines van het melkleiding type en/of gebruik van doorloopmelkstallen is dit, afhankelijk van de omvang van de apparatuur, 35 à 50 koeien per manuur, soms nog meer. Aan het eind van de vorige eeuw kwamen melkbussen van 30 à 40 liter inhoud in gebruik op bedrijven die melk leverden aan fabrieken. Deze bussen van vertind ijzer en later ook van gehard aluminium werden in een later stadium algemeen gebruikt. Rond 1970 kwamen melktanks met diepkoelapparatuur op de boerderij in zwang. De melk wordt eens per twee of drie dagen opgehaald met een rijdende melkontvangst (R.M.O.). Deze auto met een opgebouwde tank van 8.000 à 10.000 liter inhoud is uitgerust met ontvangstregistratie en meetapparatuur. Reeds einde 1978 waren alle melk leverende bedrijven in Zeeland in bezit van een melkkoeltank. Op alle bedrijven is hiertoe een melklokaal gebouwd en ingericht met melkwinnings- en bewaarapparatuur. De melkbussen, die rond driekwart eeuw geleden een nieuw element vormden, zijn hierdoor van de melkveebedrijven verdwenen.

Melkwinningscommissie.
Deze Commissie fungeert als overlegorgaan voor de verschillende instanties, betrokken bij de voorlichting over melkwinning en -behandeling. Zij heeft een coördinerende en voorlichtende taak. De Zeeuwse Melkwinningscommissie is in 1963 door de Gewestelijke Raad van het Landbouwschap ingesteld en is in 1968 ondergebracht bij de Provinciale Raad voor de Bedrijfsontwikkeling in Zeeland te Goes. In 1976 ging deze provinciale commissie op in de nieuwgevormde Melkwinningscommissie voor Zuid-Nederland, gevestigd te Berkel Enschot. De leden worden door de landbouworganisaties aangewezen.

Onderwijs in melken.
Vakkundig en zindelijk melken vormt een belangrijke bijdrage tot het gezond houden van het uierweefsel en het winnen van kwaliteitsmelk. Voor het bevorderen van een doelmatige melkwinning en behandeling worden cursussen gegeven. De eerste cursus in handmelken werd in 1924 te Koudekerke gehouden. In 1956 werd handmelken ook als leervak aan de lagere landbouwscholen ingevoerd. De komst van de melkmachine maakte het onderwijs in handmelken minder actueel. In 1975 is de laatste cursus in handmelken gegeven. Toen het aantal melkmachines toenam, werden vanaf 1953 ook cursussen in machinaal melken gegeven. In 1964 heeft de Directie van het Landbouwonderwijs een modelleerplan opgesteld zowel voor cursussen als landbouwscholen. Machinaal melken werd in dat jaar als leervak aan de lagere agrarische scholen ingevoerd.

Zeeuwse melkproductie.
Nationaal gezien heeft de Zeeuwse melkproductie door zijn dunne melkveebezetting nooit een grote betekenis gehad. In de laatste 50 jaar is deze relatief nog minder geworden en daalde het landelijk aandeel van 2% tot minder dan 1%. Dit vooral door de grote toename in overig Nederland. In Zeeland is de totale jaarproductie in deze periode met geringe schommelingen ongeveer gelijk gebleven, nl. op 80 à 90 miljoen kg melk. Tot voor kort was de melkproductie van groot belang voor de melkvoorziening in het eigen gewest. De thans langere houdbaarheid van de producten en snelle vervoersmogelijkheden hebben dit belang achterhaald.

Aantal melkveehouders.
Vroeger werd op nagenoeg elk agrarisch bedrijf enig melkvee gehouden. De ontwikkeling van de motorisatie en mechanisatie in de landbouw bevorderde, vooral na 1950, een ontmenging van de productietakken. Voor een groot deel leidde dit tot het afstoten van het melkvee; maar op bedrijven met melkvee neemt het aantal melkkoeien voortdurend toe. Kadeoverschakeling op melkkoeltanks is het aantal melkveehouders verder afgenomen. In 1950 waren er gemiddeld 3 à 4 melkkoeien per bedrijf, in 1978 waren dit er 26 à 27.

Standaardisatie van de melk.
Dit betekent dat het vetgehalte van consumptiemelk in het gehele land op een gelijk percentage werd gebracht. De provincie Zeeland viel in eerste instantie buiten deze regeling, voornamelijk door de geringe melkdichtheid, behalve de toenmalige gemeenten Middelburg, St.-Laurens, Souburg, Koudekerke, Vlissingen en Axel. In voering van deze wettelijke maatregel voor geheel Zeeland vond plaats per 2 februari 1958, met uitzondering van Noord-Beveland. Per 1 april 1969 verviel deze uitzondering. Vóór de standaardisatie (1958) in Zeeland werd een belangrijk deel van de boerderijmelk, nl. rond 30%, rechtstreeks los verkocht aan huis bij consumenten of geleverd aan melkhandelaren, hoewel dit in voorgaande jaren al sterk was afgenomen.

Uitbetaling van de melk.
Aanvankelijk werd uitbetaald per liter. Voor een eerlijke verdeling van het melkgeld wordt thans uitbetaald naar gewicht en vetgehalte (in Zeeland sinds 1930; sinds 1970 is hier ook het eiwitgehalte van invloed op de prijs). Ook de hygiënische kwaliteit wordt in aanmerking genomen, reeds vanaf 1933 op Walcheren en sinds 1952 bij alle zuivelfabrieken benoorden de Westerschelde, sinds 1957 ook bij de fabrieken in Zeeuws-Vlaanderen, toen dit landelijk wettelijk geregeld werd. Het kwaliteitsonderzoek vindt sinds 1968 onafhankelijk plaats op het melkcontrolestation bij de Gezondheidsdienst voor Dieren te Goes.

Zeeuwse Melkfederatie.
Deze vereniging, op gericht in 1932 en gevestigd te Middelburg, had ten doel de bevordering van een goede melkvoorziening voor de bevolking en de behartiging van de belangen der betrokkenen bij de productie, de verwerking en de handel van de melk en melkproducten. Sedert 1938 leidde de Federatie op tot vakbekwaamheid. Per 1 juli 1973 werd de federatie opgeheven en ging ze op in de Algemene Vereniging voor Melkvoorziening A.V.M. Zuid-Nederland te Berkel-Enschot. In de tijd tot 1958, toen rauwe melk rechtstreeks aan consumenten of via melkhandelaren werd geleverd, heeft de Federatie vooral in de prijsstelling een belangrijke functie gehad. Tevens stimuleerde zij het vakonderwijs en bevorderde zij het saneren van de wijken voor de melkhandelaren.

Melkhandel.
Voorheen mocht iedere melkveehouder melk rechtstreeks verkopen aan consumenten zowel door huisverkoop als door uitventen. Ook kon ieder die dat wilde een melkzaak beginnen, die dan zijn melk betrok rechtstreeks van boerderijen. Vooral in de crisisjaren (dertiger jaren) leidde dit tot felle concurrentie. In 1938 waren er 1800 melkslijters in Zeeland waarvan de meesten tevens melkveehouder waren. De sanering van de melkhandel zette zich vooral door toen in 1958 alle consumptiemelk werd gestandaardiseerd en uitventen van rauwe melk niet meer was geoorloofd.

Boter en boterbereiding.
Vroeger werd de boter uitsluitend op de boerderij gemaakt. De melk werd in teilen weggezet om het vet te laten opromen. Na 24 uren werd de room afgeschept en in roomtonnen verzameld om te zuren. De afgeroomde melk werd aan jongvee en varkens gevoerd. De verzuurde room werd om de 2 of 3 dagen gekarnd tot boter en de karnemelk bleef over. In Zeeland vond de mechanische ontroming aan het eind van de 19e eeuw, mogelijk gemaakt door de centrifuge (ontromer), veel belangstelling bij de veehouders. De ondermelk, nu ook centrifugemelk genoemd, kon vers worden gevoerd. Vanouds werd voor het karnen van boter een ton gebruikt met los deksel met een opening voor een houten pols, die op en neer werd bewogen (stootkarn). In het begin van deze eeuw werd de tuimelkarn populair, een karnton, draaibaar op een bok, die met een slinger werd rondgedraaid. Terwijl elders in Nederland de melk steeds meer aan fabrieken werd geleverd, nam in Zeeland het gebruik van de centrifuge op de boerderijen toe. De boter werd verkocht aan particulieren en winkeliers. Wekelijkse botermarkten werden gehouden te Goes, Hulst, Middelburg, Oostburg en Zierikzee, waarvan die te Middelburg tot 1940 de belangrijkste was. Omstreeks 1935 werd op ca. 4.000 bedrijven de boerenboter gemaakt met een totale jaar productie van ruim 1 miljoen kg. Boerenboter werd altijd gezouten en verpakt in rollen van meestal 1 pond. In 1940 kwam er een karnverbod voor de melkveehouders. Na 1945 was voor de bereiding van boerenboter vrijwel geen belangstelling meer en is deze al enkele tientallen jaren niet meer verkrijgbaar. Sinds 1891 werd in Zeeland boter in fabrieken bereid, doch de productie hiervan was enkele tientallen jaren daarna geringer dan die van boerenboter. Fabrieksboter is een uniformer product, zowel wat consistentie als vochtgehalte betreft, bovendien is zij beter houdbaar door betere bereidingsmethoden. Fabrieksboter is als regel niet gezouten.

Bond van boerenboterproducenten.
Deze bond, opgericht in het begin van de jaren dertig, was belast met de uitvoering van de Crisis-Zuivelwet, voorzover de producten van boerenboter daarbij betrokken waren. Er waren rond 4.000 bedrijven met melkvee bij betrokken. Na opheffing van de crisismaatregelen werd deze bond in de jaren 1940-1945 opgeheven.

Kaas.
Kaasbereiding heeft in Zeeland zelden een rol van belang gespeeld. In de 17e eeuw werd vooral op Schouwse bedrijven kaas bereid en werd in Zierikzee een kaasmarkt gehouden. De vestiging van Hollandse boeren speelde hierbij een rol. In de 18e eeuw verdween de betekenis van de kaasbereiding. Pogingen van 25 en 40 jaar geleden om de kaasbereiding op de boerderij weer ingang te doen vinden boekten geen blijvend resultaat. Cursussen werden toen gehouden in West Zeeuws-Vlaanderen in 1927 en 1928 en in 1938 te Heinkenszand en ‘s-Heer Abtskerke alsmede in 1954 te Oostburg. Sinds 1972 wordt er op enige Zeeuwse melkveebedrijven weer kaas gemaakt. Een in 1912 te Kruiningen gestichte kaasfabriek heeft slechts enkele jaren bestaan. Bij de Coöperatieve Zuivelfabriek te Middelburg, opgericht in 1916, is tot 1944 kaas gemaakt.

Zuivelfabrieken. (coöperatie).
In 1891 kwamen de eerste fabrieken in Zeeland tot stand, n.l. te Sluis (particulier) en Zonnemaire (coöperatie). In 1900 bestonden er reeds 19 kleine fabriekjes, die vrijwel uitsluitend boter maakten. Behoudens enkele uitzonderingen waren deze in 1910 weer verdwenen. De hoeveelheid aangevoerde melk bedroeg jaarlijks gemiddeld nog geen half miljoen kg. De oorzaak van deze ongunstige gang van zaken was deels te wijten aan een te kleine opzet mede door de dunne melkveebezetting, maar ook schortte het veelal aan vakkennis. De roomboterfabriek ‘Het Hart’ te Wemeldinge, opgericht in 1893 heeft bestaan tot 1957. De fabriek ‘De Duif’ te Nieuwerkerk, tot stand gekomen in 1892 en na de ramp in 1953 verplaatst naar Zierikzee, is in 1973 gesloten. De in 1901 tot stand gekomen melkinrichting ‘De Landbouw’ te Middelburg werd in 1916 overgenomen door de toen inmiddels gevormde Coöperatieve Vereniging. In Zeeuws-Vlaanderen kwamen in 1927-1929 naar Amerikaans voorbeeld 3 coöperatieve boterfabrieken tot stand, nl. te Aardenburg, Kloosterzande en IJzendijke, die alleen room ontvingen. Na 1950 kwam het leveren van melk in zwang. Door het minder goed geworden rendement van boter werd rond 1960 het leveren van room beëindigd en werd alleen nog melk ontvangen. De fabriek te Aardenburg is in 1960 gesloten. Die te Kloosterzande en IJzendijke respectievelijk in 1973 en 1974. Melkontvangststations waren er te Goes sinds 1951 en Terneuzen sinds 1953, gesloten respectievelijk in 1975 en 1978. Vanwege de geringe melkdichtheid is de Zeeuwse zuivelindustrie zo goed als verdwenen. Door concentratie en fusies hebben de Zeeuwse melkveehouders aansluiting gevonden bij organisaties en fabrieken in Noord-Brabant en Zuid-Holland. De boerderijmelk van Walcheren, Oost en West Zeeuws-Vlaanderen en gedeeltelijk van Tholen wordt thans (1982) afgevoerd voor verwerking in bedrijven van ‘Campina’ in Noord-Brabant. Van Schouwen-Duiveland en Midden Zeeuws-Vlaanderen gaat de melk naar fabrieken van de C.M.C., gevestigd te Woerden. De melk van Zuid-Beveland, St.-Philipsland en gedeeltelijk van Tholen wordt geleverd aan de vestiging in West Brabant.

Noot van de redactie:
informatie over de familie Collot d’Escury komen we in een latere editie terug

 

foto van google maps 2009